zondag 1 februari 2015

QUEST 1, trend en tegentrend: Demografische ontwikkeling

Voor quest 1 van 2 en 9 februari voor mijn groep de inbreng over demografische ontwikkeling en onderwijs. Eerst de andere trends kort beschreven en als laatste mijn trend: Demografische ontwikkeling en onderwijs uitgebreid beschreven. Gevolg en persoonlijke visie, alsmede onderbouwing daarna beschreven. Aan het einde 2 drijvende krachten voor deze trend en de literatuurlijst.


Helft van de pasgeboren meisjes wordt 100 jaar  bron www.overgangskracht.nl

Quest 1Trend en Tegentrend, mijn Trend: Demografische ontwikkelingen en onderwijs.

Een trend in onderwijsland is binnen scholen niet altijd in beeld. Om een trend  in beeld te krijgen moeten scholen kennis hebben of krijgen van trends.
Onderstaand beschrijf ik:
-          Een aantal trends binnen het onderwijs aankomende jaren.
-          Mijn uitgekozen trend uitgebreid, demografische ontwikkeling.
-          De gevolgen van deze trend.
-          Mijn persoonlijke visie op doorontwikkeling van deze trend.
-          Onderbouwing voor maatschappelijke verandering door deze trend.
-          2 drijvende krachten.
-          Literatuur.

Globalisering:
De wereld wordt steeds kleiner, sneller bij elkaar gebracht en dichter naar elkaar geleefd. Contacten zijn transparant en snel gemaakt, de kwaliteit van deze contacten zijn niet gewaarborgd. Communicatie zal een internationaal karakter moeten krijgen. Evenals vakken die nu nog erg nationaal gericht zijn als geschiedenis en aardrijkskunde. Nieuwe kennis kan sneller opgedaan worden via internationale contacten. Maar ook stages kunnen makkelijker over de hele wereld uitgevoerd worden. Binnen scholen is internationalisering in opkomst, steeds meer docenten gaan bij buitenlandse scholen op bezoek evenals buitenlandse scholen naar Nederland.

Gelijkheid en Ongelijkheid:
Verschil tussen rijke en arme landen neemt toe, evenals nationaal het verschil tussen rijke en arme mensen. Den Haag, 19 januari 2015. Als de groeiende ongelijkheid geen halt wordt toegeroepen, is in 2016 het gezamenlijke vermogen van de rijkste 1% groter dan het vermogen van de overige 99% van de wereldbevolking. Deze waarschuwing geeft Oxfam Novib. Niet alleen financiële ongelijkheid maar ook gekeken naar voedsel, onderwijs  en gezondheidszorg is de ongelijkheid groot.

Duurzaamheid:
Duurzaam ondernemen, duurzame energie, duurzaam bouwen, duurzaam onderwijs. Overconsumptie en daardoor overproductie met bijbehorende problematiek voor grondstoffenverbruik en verontreiniging.
Nieuwe media:
Door alle technologische ontwikkeling is de manier van kennis verwerven aan verandering onderhevig. Makkelijker om aan kennis te komen, open source media. Community, forums  en platforms  brengen mensen op makkelijke wijze bij elkaar om van elkaar te kunnen leren.

Integratie:
Nationaliteiten nemen toe binnen landen. Daarmee nemen ook verschillende culturen toe. Accepteren en omgaan met verschillende culturen is een gevolg. Met andere nationaliteiten en culturen kunnen ook bedreigingen binnen landen komen, zowel voor het gevoel van mensen als reële bedreigingen. Een bevolking zal hiermee moeten leren omgaan.



Demografische ontwikkeling:
Meer ouderen, minder jongeren. Meer personen waarvoor gezorgd moet worden, financieel en sociaal, door minder mensen die deze zorg kunnen verzorgen. Zowel financieel als sociaal moet er door minder mensen meer verzorgd worden. Leeftijden verschuiven waar het gaat om de arbeidsparticipatie met als gevolg de financiering van de zorg. De werkende groep zal het in de toekomst alleen maar zwaarder krijgen waar het gaat om naastenzorg.
Uit een rapport uit juni 2013 van BOAG geschreven door dhr. J. Moerkerk blijken het volgende. Op dit moment heeft het PO te maken met teruglopende leerlingenaantallen als gevolg van demografische ontwikkeling, komende jaren heeft dit gevolg voor VO en MBO en HBO/WO. Naast teruglopende leerlingaantallen komt er ook een verschuiving van MBO naar HBO en van VMBO naar HAVO. Hierdoor lopen de aantallen bij vmbo en mbo sterk terug en bij havo en hbo lopen de aantallen gering tot niet terug.  Er zijn ook regionaal grote verschillen in de ontwikkeling van het aantal jongeren (10 t/m 24-jarigen). Zo loopt procentueel gezien, het aantal in de provincies Limburg en Zeeland het sterkst terug, met respectievelijk 24,1% en 14,5% in 2030 ten opzichte van 2012. De provincies Utrecht en Flevoland zijn, met respectievelijk 2,9% en 8,5%, het sterkst gegroeid in 2030. Daarnaast zijn ook binnen provincies, op gemeentelijk niveau, de verschillen in de ontwikkeling van het aantal jongeren groot.
De komende jaren zal het leerlingenaantal in het voortgezet onderwijs nog licht stijgen, maar vanaf 2016 zal het in navolging van het primair onderwijs gaan dalen volgens OCW (2012).  In de ene regio is de krimp sterker dan in de andere, maar de verwachting is dat het leerlingaantal vanaf 2015-2016 vrijwel overal in Nederland gaat dalen. In de zogenoemde krimpregio’s is de krimp nu al voelbaar. In Noord-Groningen en Limburg daalt het leerlingenaantal al enkele jaren, terwijl in Flevoland, Eemland en Gelderland nog sprake was van groei. In de overige delen van Nederland zijn de leerlingenaantallen tussen 2005 en 2009 niet noemenswaardig veranderd volgens Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt (2010).
Naast de demografische ontwikkelingen kiezen steeds meer leerlingen voor het havo/vwo in plaats van het vmbo. Jarenlang ging rond de 60% van de basisschoolleerlingen naar het vmbo en zo’n 40% naar het havo of vwo. Deze verhouding is nu 50/50 geworden (VO-raad, 2012). Het leerlingaantal in de BB daalt meer dan het leerlingaantal in de KB en de daling voltrekt zich in alle sectoren. In de periode 2000-2009 gaat het om een stijging van het aantal havisten en vwo’ers met respectievelijk 27 en 28 procent en om een daling van het aantal vmbo’ers met bijna 18 procent (OCW, 2011). Met de dalende leerlingenaantallen wordt het steeds lastiger om vmbo-afdelingen open te houden. Naast de specifieke problematiek in het vmbo kunnen dalende leerlingaantallen ook gevolgen voor het aanbod van vakken in de andere onderwijssoorten; krimp kan leiden tot verschraling. Mede door de bevoegdheden in vakken in het vo is het voor sommige tekortvakken in bepaalde regio’s nu al moeilijk bepaalde vacatures vervuld te krijgen. Tot slot kunnen teruglopende leerlingaantallen een risico vormen voor de kwaliteit van afdelingen binnen scholen. Teruglopende leerlingaantallen kunnen leiden tot druk op kwaliteit van het onderwijs, versmalling van opleidingsaanbod in voortgezet onderwijs (en mbo) waardoor de aansluiting met de regionale arbeidsvraag in gevaar komt (SER, 2011). Opvallend is dat een groot aantal zeer zwakke scholen te vinden is in regio’s die nu al te maken hebben met dalende leerlingaantallen(Onderwijsinspectie, 2012). Nu vrijwel alle vo-scholen te maken zullen krijgen met krimp, vergt dit van bestuurders een andere manier van denken. Na decennia van bevolkingstoename waarin bestuurlijke strategieën vooral gericht waren op groei, moet nu worden nagedacht over strategieën om met dalende leerlingenaantallen om te gaan (Raad voor het openbaar bestuur, 2008). Krimp is onvermijdelijk. Dit betekent onder andere dat het niet meer loont om vanuit concurrentie te denken, maar dat structurele oplossingen meer samenwerking vereisen. De groei van de ene school gaat immers ten koste van de andere en op de lange termijn biedt dit niet de maatschappelijk gewenste oplossingen voor dalende leerlingenaantallen. Om te komen tot een paradigmaverandering is het noodzakelijk dat de sector doordrongen is van de onvermijdelijkheid van de krimp.


Gevolgen door demografische ontwikkelingen:
-          Meer oudere leraren
-          Meer éénouder gezinnen
-          Meer tweeverdieners
-          Kinderen: meer overgewicht/minder bewegen, minder spelen, jonger roken, meer (game)verslavingen.



Persoonlijke visie op doorontwikkeling van demografische ontwikkelingen:
-          Oudere leraren, minder leerlingen, verschuiving van leerlingen dus verschuiving van oudere leraren en gaten gericht vullen met (part-time) leraren uit bedrijfsleraren. Heel gericht voorspellen waar de oude leraren de grootste problemen geven en daar de oplossing zoeken in vervanging uit het bedrijfsleven.
-          Éénouder (bijna) geen arbeidsparticipatie, tweeverdieners (bijna) dubbele arbeidsparticipatie. De éénouder gezinnen de kinderen van tweeverdieners laten opvangen en daardoor toch participeren in het arbeidsproces. Onderwijs moet communicatie naar ouders meer digitaal voeren buiten schooltijden, en/of werktijden moeten verschuiven naar structureel 1 avond werken / ochtend vrij.
-          Overgewicht / bewegen van kinderen moet beter. 100% Scholen gezonde school. In samenwerking met commerciële partijen moet/kan elke school gezond. Bewegen wordt steeds minder door duurder (te duur) wordende sportclubs en meer digitale “sporten”. Roken (en alcohol) zal afnemen door maatschappelijke klimaat en regelgeving overheid.

Onderbouwing voor de maatschappelijke veranderingen door demografische ontwikkelingen worden onder andere door volgende bronnen als volgt beschreven:
-          Samenwerking met andere scholen en mobiliteit waardoor er beter en sneller het teruglopend leerlingaantal en vergrijzing van docenten kan worden opgelost. Strategisch personeelsbeleid waardoor scholen tijdelijke benoemingen niet meer uitgeven en meer gebruik maken van uitzendbureaus. Bevorderen van uitstroom ouder personeel en behoud van jong personeel. De brede school verder uitbouwen waardoor kinderopvang bevorderd wordt en flexibeler kan worden omgegaan met éénouder gezinnen en tweeverdieners. De concurrentie aangaan waardoor scholen kwaliteit van het onderwijs moeten verhogen en op kosten moeten gaan bezuinigen (sbo, 2010).
-          Bewustwording neemt toe De discussies in de kring van ondernemers- en werknemersorganisaties en hun achterbannen bij de voorbereiding van dit advies vormen een onderdeel van het bewustwordingsproces in het bedrijfsleven. Bij sociale partners groeit het besef dat structurele demografische veranderingen een grote invloed hebben op de toekomstige vitaliteit van een regio. Die bewustwording wordt via diverse kanalen gedeeld en gevoed: (regionale) ondernemersorganisaties, Kamers van Koophandel, provinciale SER’en, brancheorganisaties en product- en bedrijfschappen (SER, 2011).
-          Samenspel van meerdere maatschappelijke stakeholders Voor de verdere stappen in het transitieproces naar vitale krimpregio’s hebben alle betrokkenen een eigen verantwoordelijkheid. Het is te gemakkelijk om alleen naar de overheid te wijzen. De overheid moet weliswaar richting geven en randvoorwaarden scheppen, maar uiteindelijk zijn het vooral bedrijven – ondernemers en werknemers –, maatschappelijke organisaties en instellingen (waaronder woningcorporaties, scholen en zorginstellingen), en burgers die in de praktijk van alledag vorm geven aan een regionale duurzame ontwikkeling (SER, 2011).
-          Wat staat er voor de overheid op de toekomstagenda? De SER vindt dat de provincies een centrale rol moeten (gaan) spelen in het voorgestane transitiebeleid in de huidige en toekomstige krimpgebieden. In de beleidsvoornemens van het kabinet-Rutte krijgen de provincies kerntaken op het terrein van ruimte, economie en natuur. Deze verantwoordelijkheden bieden een goed perspectief om via provinciale en regionale structuurvisies de toekomstperspectieven in kaart te brengen. Betrokkenheid van gemeenten, bedrijfsleven, maatschappelijke instellingen en organisaties en burgers bij de totstandkoming van deze visies moet zorgen voor commitment, onder meer in de vorm van samenwerkingsverbanden, waaronder pps-constructies (SER, 2011).





2 drijvende kracht benoemen, voor demografische ontwikkelingen:
-          Medische ontwikkelingen
-          Cultuurverandering, minder kinderen / meer economisch
Verkregen door onderstaande ijsberg in te vullen.

Gebeurtenissen:
-          Mensen worden ouder, vergrijzing.
-          Minder jongeren die participeren in arbeidsproces.
Trend
-          Demografische ontwikkelen
Drijvende krachten:
-          Medische ontwikkelingen, meer mogelijk voor gezondheid van mensen.
-          Afname gemiddelde kinderen per gezin, minder gezinnen met kinderen.
-          Jongeren leren langer door, verplicht (onderwijs minimaal tot 18 jaar) en door hoger niveau.



Ons thema; Nieuwe Media.
Hierin zijn de trends Globalisering en Nieuwe Media nauw bij betrokken. Wij achten deze beide trends als de meest uitdagende om mee vooruit te kijken omdat ze beide makkelijk de tegengestelde richting op kunnen gaan. Zo kan globalisering nog groter worden en nog dichterbij en nog makkelijker communiceren over de hele wereld, wanneer je globalisering betrekt op het onderwijs. Maar het kan evenwel de andere kant op wanneer er grotere oorlogen uitbreken dan de huidige, of landen blokkades gaan opwerpen om welke redenen dan ook. Dan kan het zo worden dat globalisering afneemt, of maar richting een bepaald deel van de globe de globalisering toeneemt. Nieuwe media is al niet meer weg te denken uit ons huidige leven cq onderwijs maar waar het heen gaat in de komende 15 jaar is een aardig vraagteken. Ook met deze trend kan het 2 uiterste heen gaan. De nieuwe media kan verder uitgebreid worden met nieuwe data dragers waardoor alle communicatie en lerende activiteiten sneller kan en meer plaats onafhankelijker. Maar er kan ook een rem komen op de nieuwe media of deze kan stagneren. Door financiële cq bezuinigingsmaatregelen kan binnen het onderwijs de nieuwe media stagneren. Of door maatschappelijke belemmeringen kan dit het geval zijn. Zodoende heeft onze groep dit uitdagende thema uitgekozen.
   


Literatuur:
OCW, 2012. Referentieraming.
OCW, 2011. Referentieraming.
SBO, 2010. Krimp als kans. Leerlingendaling in het primair en voortgezet onderwijs. Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt (2010), p. 17.
VO-raad, 2012. Vmbo-bestuursnotitie. 
SER, 2011. Bevolkingskrimp benoemen en benutten, SER-advies 2011. 
Onderwijsinspectie, 2012. De lijst met zeer zwakke vo-scholen van 1 september 2012 van de Onderwijsinspectie.
Raad openbaar bestuur en Raad financiële verhoudingen, 2008. Bevolkingsdaling. Gevolgen voor bestuur en financiën, advies Raad voor het openbaar bestuur en Raad voor financiële verhoudingen.


1 opmerking:

  1. Je hebt veel goede beleidsdocumenten gebruikt voor het beschrijven van je trend. Mooi! Voor mij waren het veel cijfers, dat had wat compacter gemogen. Ik miste de link met het onderwijs en jouw praktijk. Wat betekent deze ontwikkeling voor leven lang leren?

    BeantwoordenVerwijderen